De samenwerking tussen lichaam en geest

Over energie, karma en liefde

De verschillende wijsheidsleren kijken anders aan tegen de betekenis en de werking van lichaam, ziel en geest, maar allemaal gaan ze uit van een verbondenheid tussen lichaam en geest. Dat verklaart ook dat je innerlijke ontwikkelingsweg lichamelijke veranderingen teweeg kan brengen. Je kan bijvoorbeeld zintuiglijk gevoeliger worden, buitenzintuiglijk gaan waarnemen, een afkeer of allergie voor bepaalde voedingsstoffen krijgen en je bloedwaarden kunnen veranderen. Hieronder vind je enkele visies op de samenhang van lichaam, ziel en geest en de rol die energie hierbij speelt.

Een kort lesje natuurkunde: we zijn energie
Op 26 september 1905 publiceerde Einstein zijn speciale relativiteitstheorie. Een lichaam (voorwerp) dat energie uitstraalt, verliest massa (en daarmee traagheid). Deze relatie had betrekking op een verandering van energie en massa. Pas later stelde Einstein dat de hele massa van een lichaam een uiting is van inwendige energie. In 1907 presenteerde hij de formule die dit idee samenvat: E = mc². Met andere woorden, massa en energie zijn twee zijden van dezelfde medaille; of: de massa van een lichaam is een uiting van de energie van dat lichaam. Een lichaam bestaat dus uit energie. Je kan je dit wellicht beter voorstellen als je denkt aan de hele kleine deeltjes waaruit het lichaam is opgebouwd.

Tot zover de natuurkundige uitleg van een lichaam, die in onze westerse visie tegenwoordig vaak beperkt wordt tot het stoffelijk lichaam. In de antroposofie en in diverse gnostieke stromingen wordt echter net als in diverse Oosterse stromingen gesproken over energielichamen, chakra’s, een ziel en een geest.

Over microkosmossen en karma
In de beweging van het rozenkruis gaat men uit van een microkosmos, kosmos en een macrokosmos. In de microkosmos, de mens, is volgens deze stroming sprake van twee levensbeginselen. Een eeuwige goddelijke vonk (geest) en een tijdelijke bewoner, de persoonlijkheid (ziel). De microkosmos ‘adopteert’ telkens een nieuw mensenkind via het biologische geboorteproces (de ziel zetelt zich in een lichaam), een kind dat zich ontwikkelt op basis van de erfelijke factoren van de ouders en voorouders.

Rozenkruisers onderscheiden verder karma, waarmee elk mens verbonden is met de geschiedenis van zijn microkosmos, die terug gaat tot waar onze menselijke levenslijn zich nog bewoog in het goddelijke levensveld. Het doel is “de microkosmos weer te verenigen met God, te bereiken door een zielenverandering: een worsteling en zielen-wedergeboorte”, aldus de grondlegger van het moderne rozenkruis (lectorium rosicrucianum) Jan van Rijckenborgh in De Egyptische Oergnosis, deel 4, hoofdstuk III. Van Rijckenborgh ziet net als Rudolf Steiner de ontwikkeling van de mens in fasen verlopen: eerst het stoflichaam, dan het etherlichaam, het astraallichaam en de voltooiing van het mentale vermogen. Waarbij in elke fase al sprake kan zijn van ervaringsvol leren van binnenuit.

Liefde als leidend principe
Liefde, zoals verwoord in de Bijbeltekst van 1 Korinthiërs 13, is daarbij het leidende principe. Een kracht die ons roept. Die kracht wordt met een ander woord ook wel kosmische christuskracht genoemd. Zoals in 1 Korinthiërs 3:16 wordt gesteld: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?”. Door bewustwording over het bestaan van je ziel en de potentie van groei, kun je een bezield mens worden. Liefde, ofwel de kosmische christuskracht, is daartoe de motor.

Zware kost…! Het is de praktijkervaring die je blijvend verandert!