Vertrouwd raken met zelfreflectie

Als we van jongs af aan vertrouwd raken met zelfreflectie, het wezen van de mens en de mysteriën van leven en dood, zijn we beter in staat om ons te verhouden tot grote veranderingen in ons leven, zoals ziekte, verlies of dood. Dit schrijft Sogyal Rinpoche in Het Tibetaanse boek van leven en sterven, een wereldwijde bestseller op het gebied van persoonlijke ontwikkeling en leiderschapsontwikkeling. Zelf voeg ik daaraan toe: als we onszelf kennen, luisteren naar ons hart en weten waaruit ons wezen bestaat, zullen we vanzelf gezonde en liefdevolle keuzes maken.

Hieronder vind je in een notendop hoe zelfinzicht in verschillende delen van de wereld werd en wordt bevorderd. De teksten zijn mede gebaseerd op het boek van dr. Jan Bor Een (nieuwe) geschiedenis van de filosofie. Laat je inspireren!

India
Volgens één van de filosofieën van het oude India, de Upanishaden (750 – 500 voor Christus), krijg je door diep in je eigen innerlijk te kijken ook toegang tot het wezen van de wereld. Kennis van de uiterlijke werkelijkheid heeft voor hen geen waarde. De wereld van de dingen in ruimte en tijd is slechts een drogbeeld, illusie, Maya. De Upanishaden gaan uit van een alles doordringende geestelijke realiteit die zowel de natuur, het leven, het lichaam en de geest omvat.

Deze leer van de Upanishaden was deels een geheime leer: ‘de waarheid is niet voor het verstand toegankelijk, is niet in woorden te vatten’ en is ook niet voor iedereen toegankelijk. De uitverkorene moest een lange weg bewandelen om haar te bereiken: vasten, zwijgen, rust, strenge concentratie, zelftucht en daarbij de aandacht en de wil volkomen van de buitenwereld aftrekken. Op die manier wordt de geest in staat gesteld om, door alle ‘bedrieglijke omhulsels van Maya heen’, te komen tot de kern van het Zelf, het zogenaamde Atman.

Zelfverloochening, afstand doen van succes en lust en zich bewust moeite en pijn opleggen speelde hierbij een rol als nergens anders in de wereld. Het inzicht kon in vier trappen, elk van ongeveer twintig jaar, worden bereikt. Een leven lang leren dus! In onze huidige maatschappij is deze weg van zelfinzicht, waarbij je je onttrekt aan het dagelijks leven, moeilijk in te passen. Maar we vinden tegenwoordig velen die door het beoefenen van bijvoorbeeld meditatie of yoga de tijd nemen om tot rust te komen.

China 
In het China van rond 600 voor Christus kende men de Tao als grondbeginsel en daarnaast de leer van Confucius. Confucius was voorstander van de juiste maat. De mens werd wijzer door voortdurende zelfopvoeding, door zedelijke ernst in alle situaties en door oprechtheid in de omgang met de medemens. Hij vergeldt goedheid met goedheid en kwaad met gerechtigheid. Hij vormt zijn eigen karakter en helpt anderen bij de vorming. Het uiterlijke en innerlijke zijn in evenwicht.

De bekendste uitspraak van Confucius is: “Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet!”. Hij eiste van bestuurders een onberispelijke levenswandel en benadrukte voortdurend de morele plichten. De kern van zijn leer, De Grote wetenschap, luidt kort samengevat: om tot orde en welvaart te komen, moet iedereen, ieder individu, bij zichzelf beginnen, met het eigen innerlijk; daarbij geeft de regerend vorst het volk leiding door het winnen van vertrouwen en door de inspirerende kracht van zijn voorbeeld.

Lao Tse had de Tao als grondbeginsel. Tao betekent ‘weg’ of ‘geest’: de in zichzelf onbegrijpelijke oergrond van de wereld. Omdat het Tao niet te begrijpen is, is de zekerheid van het niet-weten de hoogste kennis die we kunnen bereiken. Door vol overgave te proberen het Tao in de wetten van de natuur en de geschiedenis aan te voelen en tot richtsnoer van ons leven te maken, kunnen we het Tao wel ervaren. Dat veronderstelt volgens Lao Tse dat wij ons radicaal vrijmaken van alles dat ons afhoudt van de weg van het Tao, zodat we volop open gesteld staan voor het ene pad dat aarde en hemel beheerst, via het juiste midden.

Dit houdt in dat de mens nooit vergeet dat hij voor het hogere leeft en niet voor zijn lust. De mens moet wel in de wereld staan en werken. De sleutel tot Tao is eenvoud: gewin, sluwheid, gekunsteldheid, zelfzucht en overmatige verlangens staan de volmaakte mens in de weg. Men komt tot rust en verlichting door stilte en toegewijde beschouwing van de natuur, zodat de ‘edele mens’ ontstaat, die kiest voor zelfverloochening en zelfloosheid.

Deze mens wordt volgens Lao Tse een voorbeeld voor de wereld: hij schittert door niet op de voorgrond te dringen, hij valt op door zich niet te doen laten gelden, hij komt tot aanzien door zichzelf niet te roemen en krijgt de eerste plaats door zich niet te verheffen. Waar Confucius kwaad met gerechtigheid beantwoordt, vergeldt Lao Tse slechtheid zelfs met goedheid. In de leer van Lao Tse herkennen we het Nieuw Testamentische toekeren van de andere wang.

De Grieken
In de tijd van Plato en Aristoteles (circa 500-300 voor Christus) werd de grondslag van het westerse denken gelegd. In Plato’s ideeënleer (het Griekse ‘eidos’ of ‘idea’ betekent beeld) is onze waarneming niet de werkelijkheid, maar is het oerbeeld van wat we waarnemen, het idee, de werkelijkheid. Dus niet het beeld van de koe in de wei, maar het idee van de koe in ons hoofd is de werkelijkheid. Studie van het materiële, de natuurwetenschap, kan door zijn manier van denken dus ook slechts waarschijnlijkheid bereiken. Er bestaat een kloof tussen idee en materie, die dualiteit wordt genoemd.

De menselijke ziel is volgens Plato verdeeld in denken, wil en begeerte. Alleen het denken, de geest vormt het onsterfelijke bestanddeel dat zich bij intrede in een lichaam met de overige delen verbindt. De onsterfelijke ziel heeft geen begin en geen einde en is van gelijke aard als de wereldziel. Al onze kennis is herinnering, afkomstig uit vroegere situaties en vroegere belichamingen van de ziel. Plato legt hier de link met zelfkennis: “Gezien het feit dat de hele natuur onderling verwant is en de ziel alles heeft meegemaakt, is er niets dat verhindert dat hij die maar aan een kleinigheid herinnerd wordt, iets dat bij de mensen leren heet, al het overige uit zichzelf vindt, mits hij moedig is en zonder rusten zoekt. Want het zoeken en leren is geheel en al herinnering.” Heeft Plato Oud-Indiase wijsgerige gedachten gekend of heeft hij net zo goed geluisterd naar zijn innerlijke wijsheid?

Plato ziet als doel van mens zijn dat deze in het bezit komt van het hoogste Goede, het einddoel van het heelal. Dit kan de mens bereiken door zich boven de zinnelijke wereld te verheffen. Lichaam en zinlijkheid zijn de boeien die ons dit verhinderen. Of, zoals hij zegt: “het lichaam is het graf (van de ziel)”. Plato kent vier hoofddeugden, toestanden van de ziel die het doel benaderen: wijsheid (als deugd van de geest), dapperheid (als deugd van de wil), bezonnenheid (ofwel evenwicht tussen genot en ascese, strengheid en toegeeflijkheid en tussen platte vertrouwelijkheid en koele afstandelijkheid) en gerechtigheid, die alle andere deugden omvat. Omdat volgens Plato deugd alleen echte deugd is als ze is gebaseerd op inzicht, is het verkrijgen van zelfinzicht een belangrijke bezigheid.

Aristoteles wordt wel gezien als de grondlegger van de logica, natuurwetenschap, metafysica, ethiek, politiek, letterkunde en redenaarskunst. Hij was vooral gericht op het verzamelen en categoriseren van het bestaande en op streng logische bewijsvoering. In tegenstelling tot de dichterlijke en op het schone en ideale gerichte Plato. Aristoteles stelt dat de logos ons niet kan zeggen wat we moeten denken, maar alleen hoe we moeten denken. Denken kan volgens hem alleen juist zijn als we werken met juiste begrippen. Definitie is dus erg belangrijk.

In tegenstelling tot Plato stelt Aristoteles dat onze zintuigen ons de juiste kennis verschaffen. De verklaring ‘hoe dingen werken’ zoekt Aristoteles in hun gerichtheid op een doel. De verhouding tussen ziel en lichaam is dezelfde als tussen stof en vorm: de ziel beweegt het lichaam, het lichaam is het werktuig (Grieks: organon) van de ziel. Aristoteles onderkent drie zielen: de voedende of plantenziel, de waarnemende of dierlijke ziel en de denkende of menselijke ziel. In de nieuwste psychologie en in de antroposofie van Rudolf Steiner keert deze gelaagdheid van de persoonlijkheid terug.

Aristoteles stelt dat het door de diverse zintuigen samengevoegde beeld wordt verkregen door een apart ‘gemeenschappelijk zintuig’. Wat wij als verstand aanduiden, zetelt volgens Aristoteles in het hart. Wat we in eigenlijk alle oude tradities vinden onderstreept ook Aristoteles: de geest is onsterfelijk en vergaat niet samen met het lichaam. Aristoteles vindt geluk het hoogste goed voor de mens. Volmaaktheid wordt verkregen door het volmaakt verrichten van een bezigheid.

Omdat de mens voor Aristoteles in de eerste plaats een redelijk wezen is, is volmaaktheid de hoogste perfectie van de redelijkheid, de deugd. Daarbij moet de rede over zinnelijke driften heersen (ethische deugd) en is het vervolmaken van de rede zelf de hoogste deugd. Alleen uit deze redenering kun je al opmaken dat we hier een afslag nemen richting het voorop stellen van het verstand. In de tijd die we nu aanduiden als de Verlichting, waarin de verdere basis wordt gelegd voor de huidige maatschappij, wordt op deze rationele wijze van zelfinzicht voortgeborduurd. Doordat mens en wetenschap zich minder gingen richten op de ziel of geest en meer op het lichaam en het verstand, werd het oorspronkelijke mensbeeld als het ware uitgekleed.

Midden Oosten – jodendom en christendom 
Centraal in het Nieuwe Testament van de Bijbel staat je naaste liefhebben als jezelf. Daarvoor is nodig dat je weet hoe je van jezelf moet houden. Dit kun je leren door jezelf te doorgronden te accepteren. De boeken van het Oude Testament laten niet in de laatste plaats zien hoe een steeds weer onderdrukt volk, deels in ballingschap, zoekt naar manieren om hoop te houden in een harde wereld. Maar ook hoe je anderen te slim af kunt zijn, wat de mensen moeten doen om het welbehagen van hun God te verdienen en hoe hij zich zal wreken.

Bij de hierboven genoemde wegen tot zelfinzicht bestaat er geen afhankelijkheid van een God. Deze gaan met name over je verhouden tot jezelf, het wezen van de wereld en de bezielde kosmos. Dat is een groot verschil en dat is ook te verklaren. Het is namelijk in de theologische wetenschap tegenwoordig algemeen aanvaard dat de teksten van het Oude Testament in de loop der eeuwen zijn aangepast aan de onderdrukkingen van het moment en dat grote delen zijn benut voor politieke doeleinden. Zie hiervoor bijvoorbeeld het boek van de New Yorkse hoogleraar David Carr: An introduction to the Old Testament, dat ik las tijdens een theologische module die ik volgde aan de Protestants theologische universiteit. Door deze afhankelijkheidsreactie is een zuivere vorm van zelfinzicht en innerlijke ontwikkeling eigenlijk onmogelijk geworden. Het is als bij een kind met hechtingsproblemen. Er is geen sprake van onvoorwaardelijke liefde en acceptatie.

In het Nieuwe Testament wordt geschetst hoe je dichter bij je ware zelf en bij God kan komen en wat daaraan in de weg kan staan, maar veelal in versluierd taalgebruik. In een bepaald opzicht is er ook hier sprake van een afhankelijkheidsrelatie: door de weg van Jezus te volgen én door de uitstorting van de heilige geest wordt inzicht verkregen. Dit wordt voorafgegaan door de gang van Jezus Christus over de wereld en door zijn opstanding.

Als we de Bijbel goed bestuderen is zelfreiniging is een belangrijke manier om tot zelfinzicht te komen en in Matteüs 23 wijst Jezus op het gevaar van leraren buiten jezelf. Om jezelf en God te vinden is het fijn als je goede richtingaanwijzers hebt, leiders die het goede voorbeeld geven. Jezus ziet de toenmalige Farizeeën en Schriftgeleerden als ‘blinde wegwijzers’ en ‘witgepleisterde graven’: van buiten lijkt het heel wat, maar van binnen onrein. Ze zitten als het ware aan het pluche van de macht geplakt. Hij noemt ze zelfs huichelaars, slangen en addergebroed in Matteüs 23.

De inhoudelijke boodschap van de Christelijke kerk raakte in de loop van de geschiedenis overschaduwd door (machts)misbruik, aflaathandel en kerksplitsing. Het is daarom niet zo vreemd dat de kern, het reinigen van jezelf om tot inzicht in jezelf en tot het Al te komen, vanaf de late middeleeuwen door geheime genootschappen werd doorgegeven en een ander jasje kreeg, zoals binnen de vrijmetselarij en bij de rozenkruizers, antroposofen en theosofen.

Midden Oosten – gnostiek 
Minder versluiering vinden we in zogenaamde gnostieke geschriften. Verzamelingen teksten, onder meer uit dezelfde tijd als de evangeliën, die ook uitgaan van Christus als inspiratiebron en innerlijke groei en zelfinzicht als doel hebben. Ze werden door de rooms-katholieke kerkelijke instantie als ‘ketters’ afgedaan en vanaf de vierde eeuw verboden. God wordt in deze geschriften niet (alleen) als een buiten jezelf staand wezen gezien, maar ook als een deel van jezelf. De mens is volgens gnostieke leringen dus een goddelijk wezen, die zich de eigen goddelijkheid weer kan herinneren door zichzelf te zuiveren. Jezus houdt zijn leerlingen rond het jaar nul voor: “Laat hij die zoekt niet ophouden met zoeken, totdat hij vindt en als hij vindt zal hij verontrust worden en als hij verontrust is zal hij zich verwonderen en dan zal hij koning zijn en rust vinden”, zo lezen we in logion 2 van het gnostieke Evangelie van Thomas.

De zoektocht naar het ware zelf staat centraal in de gnosis. Zelfkennis wordt gezien als de ultieme bron tot kennis van het Al, van de Geest. Voorgaande tekst houdt in dat als je jezelf leert kennen, de kans groot is dat je schrikt van wat je tegen komt, wat vervolgens kan leiden tot het wegstoppen van de eigenschappen die we niet graag zien. Stijgt men uit boven het ‘zo ben ik nu eenmaal’, dan kan men zijn daden meer in overeenstemming gaan brengen met zijn wil, zo legt Jacob Slavenburg, één van de vertalers van de in 1945 gevonden gnostische Nag Hammadi-geschriften, uit. Kunnen we vrede sluiten met de minder mooie kanten van onze persoonlijkheid, dan vormt de nieuw verworven kennis de sleutel tot innerlijke groei. Dit is het startpunt van de verandering die in gang is gezet en leidt tot verwondering over het nieuwe bewustzijn. De laatste stap, koning worden, kost veel tijd. Het is een lange weg om op een punt te komen dat je in staat bent om werkelijk van jezelf te gaan houden en te leven in harmonie met ‘het Al’.

Midden Oosten – Koran 
Zelfinzicht verwerven door teksten uit de Koran kan volgens moslims alleen door de Koran te lezen. Omdat de Koran voor de moslim het werk van Allah is, mag geen mens deze vrij interpreteren of er kritiek op leveren. De profeet Mohammed (570-632) wordt gezien als een profeet, net als een moslim Adam, Noach, Abraham, Mozes en Jezus als profeten ziet. Hij werd ‘de vertrouwenswaardige’ genoemd, omdat hij succesvol een religieuze strijd tot vrede bracht. Nadat daaropvolgende visioenen hem een schare volgers opleverden, moest hij Mekka verlaten, omdat vijandigheid ontstond bij mensen die zich door zijn boodschap -om zich aan de wil van God te onderwerpen- in hun levensstijl bedreigd zagen.

Er zijn ook aanhangers van de Koran die hun geloof op een andere manier beleven. Een soefi beoefent het Soefisme (Grieks sophia: wijsheid en Arabisch saf: reinheid) en wordt beschouwd als een islamitische mysticus. Mystiek (van het Griekse μυστικός, mystikos, ‘geheimzinnig’) betreft het streven naar een persoonlijke vereniging van de ziel met God. Het christendom kent ook diverse mystici. Met wijsheid, sophia, wordt in het soefisme niet zozeer het verstand bedoeld of de wens om zoveel mogelijk te weten, maar eerder de wijsheid van het hart. Een soefi wil de Koran uit zijn hoofd kennen en ernaar leven, maar ook de innerlijke rijkdom ervan ontdekken, om zich daardoor beter over te kunnen geven aan God. Hij zoekt naar het directe beleven met God, dat hem leidt naar eenheid met God.

Dankzij deze stroming is in de loop van de geschiedenis een vernieuwende invloed op de islam uitgeoefend, bijvoorbeeld dat er wordt nagedacht over God. De tekst “ik ben geworden wie ik liefheb (…) wij zijn twee geesten versmolten in één lichaam” (in de Oosterse wijsheden de gangbare beleving) werd echter niet geaccepteerd door islamitische heersers. Het soefisme kiest als uitgangspunt het bestrijden en overwinnen van het ego, de eigenmachtige drift. Dat kan onder meer worden bereikt door zingen en ritmisch dansen. Andere orden gebruiken yoga als techniek om het hoogste bewustzijn te bereiken. Beide methoden doen een beroep op het inzicht van en in de mens.

Het belang van zelfinzicht
Als we van jongs af aan vertrouwd zijn met zelfreflectie, het wezen van de mens en de mysteriën van leven en dood, zijn we beter in staat om ons te verhouden tot grote veranderingen in ons leven, zoals ziekte, verlies of dood schreef Sogyal Rinpoche in Het Tibetaanse boek van leven en sterven. Als we onszelf kennen, luisteren naar ons hart en weten waaruit ons wezen bestaat, zullen we vanzelf gezonde en liefdevolle keuzes maken. Ik geloof daarin.