De laatste reis
Ze vond het prettig dat haar kamer op de route naar de eetzaal lag. Haar deur stond altijd open. Dan kon ze zwaaien, als er iemand langs liep op de gang. Zo deelden anderen in haar gulle lach. Niets verried dat ze ernstig ziek was. Tot ze van pijn en moeheid niet meer van haar bed af kon. Een prater was ze niet. “Nooit geweest” zei ze. Dat paste bij haar levensvisie: ‘je moet het doen met wat je krijgt’ en dan kwam er steevast een kwinkslag naar het weer. De dokter vroeg zich af of mevrouw zich wel realiseerde dat ze niet lang meer had.
Het was de laatste dag voor mijn vakantie. Zelfs op vragen als “heb je pijn” of “kan ik iets voor je doen”, kwam geen reactie meer. Door de morfine was ze nog net bij. Ik vertelde dat ik naar Frankrijk ging. Dat ik even gedag kwam zeggen. Het bleef stil, maar er was contact. Ik moest even slikken, want ik wist dat ik haar niet meer zou zien. Net toen ik weg wilde gaan zei ze “ik ga ook op reis” en keek me veelbetekenend aan. “Jij gaat ook op reis”, herhaalde ik. Toen viel ze rustig in slaap.
In de auto terug naar huis dacht ik aan een dame elders in het land. Zij ging er in haar laatste dagen vanuit dat ze ondanks alle uitzaaiingen het hospice weer zou verlaten. Daarom vroeg men mij om met haar in gesprek te gaan. Ze deelde een heldere droom van afgelopen nacht met me. Daarin was ze op reis en maakte van alles mee. Een levensecht avontuur. Tot haar trein stopte op een station. Tijdens het vertellen raakte ze weer ‘in haar droom’. Ze herbeleefde hem. Ik vroeg haar “Op wat voor station ben je aangekomen?”. Ze antwoorde na een lange adempauze “op een eindstation”.
Het leven loslaten is heftig. Zelfs als je jaren de tijd hebt om je voor te bereiden op het einde. In feite hebben we dat allemaal. Maar velen willen het niet of zijn bang, ook omdat we niet weten wat hierna komt. Zo was het bij een mevrouw die met haar laatste krachten mijn hand pakte toen ik even bij haar keek. Ik ging zitten. We waren stil. Ze keek me diep in mijn ogen, op zoek naar hulp. Nu had ik die nacht een droom gehad, waarin mij werd uitgelegd dat we voortleven na de dood. Een droom die voor haar bedoeld leek. Ik dacht “huil maar, geef je maar over” en ze begon te huilen. Huilen kan zo opruimen, zo helend zijn. We bleven elkaar aankijken. Inmiddels had ze mijn beide handen vast. Het leek net alsof ze een glimp van het hiernamaals zag. Het gaf haar vertrouwen. “Zo mooi” stamelde ze met haar laatste krachten. En zo zaten we in stilte.
Iedereen maakt zich op zijn of haar eigen manier klaar voor de laatste reis. Nou ja, laatste reis…