Mystiek
Onder mystiek (van het Griekse μυστικός, mystikos, ‘geheimzinnig’) wordt wel verstaan ‘hartstochtelijk streven naar een persoonlijke vereniging van de ziel met God’. De term mystiek verwijst ook naar persoonlijke ervaringen die het normale menselijke begrip te boven gaan.
Hoewel een mystieke ervaring in details en intensiteit kan verschillen worden er meestal dezelfde, algemene kenmerken waargenomen:
- In de mystieke ervaring verdwijnt alle ‘andersheid’ en wordt de wereld als een geheel ervaren; de mysticus probeert zich te verenigen met het transcendente, het overstijgende.
- De mysticus komt tot de realisatie dat zijn/haar eigen subjectieve werkelijkheid niet afzonderlijk van de object-gerichte werkelijkheid kan bestaan.
Er bestaan natuurlijke en religieuze mystieke ervaringen. Een natuurlijke mystieke ervaring is bijvoorbeeld een heel bijzonder gevoel dat je één bent met de natuur tijdens een boswandeling, boven op een berg of wandelend langs het strand. Meestal ‘overkomt’ het iemand, je bent er niet op uit. Het overweldigt je. Een religieuze mystieke ervaring is met een bepaalde religieuze traditie verbonden en kan worden opgeroepen, bijvoorbeeld via gebed of meditatie. Verder delen mensen mystieke ervaringen die worden beleefd bij het gebruik van psychedelische drugs, zoals LSD of paddo’s. In veel niet-westerse culturen was (en is) gebruik van dit soort middelen een onderdeel van de religie.
Hedendaagse auteurs als Joseph Campbell, John van Schaik en Carl Jung zien een mystieke ervaring als een fase die iedereen kan doormaken in persoonlijke ontwikkeling. De middeleeuwse mysticus Meester Eckhart omschrijft een mystieke ervaring als de godsgeboorte in de ziel. Je hoeft er volgens Eckhart ook niks voor te doen, zelfs juist niks voor te doen en er wordt niks geofferd, maar door ontvankelijk te zijn sta je in de goddelijke werkelijkheid zoals die is. Eckhart heeft het niet over wat goed of slecht is, of over welke geestelijke weg je volgt. Er is geen weg of wijze. Waar het volgens hem om gaat is over de eenheid. Er is geen god waar je met veel moeite bij kan komen. Door veel met jezelf bezig te zijn, al is het om te groeien, ben je niet of minder ontvankelijk. De geboorte is altijd in de grond aanwezig. Je hoeft niet ergens naartoe want het is er al. Het gaat er dan ook vooral om om te groeien in ontvankelijk zijn.
Rudolf Steiner stelt in zijn boek Hoe werken de engelen in ons astrale lichaam (p. 62-63) dat men de Christus -voor Steiner een ander woord voor de onvoorwaardelijke liefdeskracht in het universum- kan vinden door zichzelf tot doel te stellen zoveel mogelijk zelfkennis op te doen als voor jou als individuele menselijke persoon mogelijk is. Deze persoon zal vervolgens erkennen dat hij zijn doel niet kan bereiken. Hij ervaart dan onmacht. Als dit onmacht beleven krachtig genoeg is, komt volgens Steiner het omslagpunt: “als we ons niet alleen aan de krachten van het lichaam overgeven, maar ons overgeven aan dat wat de geest ons geeft, dan kunnen we de innerlijke zieledood overwinnen. Wij kunnen onze ziel weer terugvinden en met de geest verbinden.” We ervaren dan volgens Steiner iets in onze ziel dat te allen tijde in het eigen innerlijke beleven een opstanding kan doormaken. We vinden in onze eigen ziel de Christus.
Historicus Jacob Slavenburg wijst in dit kader in zijn boek Het Thomas-Evangelie op een tekst uit het gelijknamige evangelie (p. 33): Jezus zei: Laat hij die zoekt niet ophouden met zoeken, totdat hij vindt en als hij vindt dan zal hij verontrust worden en als hij verontrust is zal hij zich verwonderen en hij zal over het Al heersen.” Ook hier gaat het ervaren van de Christus hand in hand met zelfkennis. Zo veronderstelt de volgende regel: “Maar als jullie jezelf niet kennen, dan zullen jullie in armoede zijn, dan zijn jullie de armoede.”. In het Evangelie van Thomas van professor Gilles Quispel (p. 195) staat de tekst van Jezus: “wie de wereld heeft leren kennen, heeft een lijk gevonden en wie een lijk heeft gevonden is de wereld te boven gekomen.” Wie kennis heeft van de wereld (zijn eigen natuur, het mens zijn) zijn imperfectie en sterfelijkheid onderkent, die is de wereld de baas geworden, die begrijpt het onderscheid tussen het lichaam, het materiële dat vergaat en de ziel die voortleeft.
Eckhart stelt dat je je geen beeltenis moet vormen van God en dat er geen weg is. God is niks en God is alles. Hij bedoelt hiermee dat elk beeld en elke weg die in taal wordt uitgedrukt, tekort doet aan wat het goddelijke waarlijk en geheel is. Wij kunnen het goddelijke niet in taal uitdrukken, wij kunnen dat alleen ervaren, zoals ook Albert Einstein constateerde. In Gesprekken met Jeshua channelt Pamela Kribbe boodschappen vanuit de Christusenergie. Daarin zegt Jeshua (p. 142): “Het is niet jouw opdracht om de wereld te verbeteren. Het is jouw opdracht om jezelf te vinden. En ja, de wereld zal daar beter van worden, want je licht zal dan schijnen op een natuurlijke en vanzelfsprekende manier. Maar je hoeft daar niet voor te ‘werken’, het gebeurt gewoon.”
En op p. 213 ev.: “Op het punt van evolutie waar jullie nu staan, komen jullie tot het besef dat alles staat of valt met het vermogen om werkelijk een IK te durven zijn, werkelijk je eigen kracht en goddelijkheid te omarmen en van hieruit vreugde en overvloed te ervaren. (…) In de fase van ontwaken waarin jullie je nu bevinden, zijn jullie aan het ontdekken dat de oergeborgenheid waarnaar je verlangt, niet te vinden is in een God buiten jezelf, en ook niet in een moeder, een vader een geliefde, kortom in welke relatie dan ook. (…) Want de God in wie jullie geloven, de God die jullie hebben meegekregen van de traditie en die nog zo sterk jullie denken en ervaren vormt, is een God die buiten je staat. (…) Maar die God bestaat niet. Jij bent God, jij bent dat creatieve Godsdeel dat besloten heeft als een IK op weg te gaan en te ervaren, in het vertrouwen dat je in staat zou zijn de oerwond van de geboorte in jezelf te genezen.”
Jacob Slavenburg stelt over deze bewustwording in Een sleutel tot gnosis (p. 35): “De mens dient zich, volgens de gnostici, bewust te worden van Geest, van zijn goddelijk-geestelijke afkomst.” Eckhart noemt dit zijn ‘goddelijk-geestelijk zijn‘. Dit vraagt om een andere manier van kijken en denken die tegelijkertijd ook eng kan zijn. Want het betekent ook dat ik het zelf moet gaan doen en dat niemand anders het voor mij gaat doen. Ik kan me niet meer achter iemand verschuilen. Dat is een grote verantwoordelijkheid.
Dr. Elisabeth Kubler-Ross zegt daarover geruststellend in haar boek Over de dood en het leven daarna (p. 64): “En hoe beter we erin slagen ons met onze innerlijke entiteit, met ons eigen innerlijk geestelijk deel te verenigen, des te groter wordt de zekerheid dat wij die hulp en leiding ook kunnen ontvangen van deze innerlijke entiteit van ons, die ons alwetende Zelf en ons onsterfelijke deel in onszelf is (…).”, waarna ze over haar persoonlijke mystieke ervaringen vertelt.
Wij weten nog meer niet dan wel over onze verbinding met het goddelijke. Over het deel van ons dat in contact staat met het Al, met God, de natuur, liefde, het wetende veld. Of beter gezegd: het deel van ons dat goddelijk IS. Maar de (mystieke) weg tot groei staat voor iedereen open en ik neem je daarin graag mee.